Dit jaar is het vijfenzeventig jaar geleden dat Nederland bevrijd werd door de geallieerden. Om dit te vieren en te herdenken begon het NIOD (Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies) begin dit jaar het project ‘De Tweede Wereldoorlog in 100 foto’s’, dat resulteerde in een tentoonstelling en publicatie. Inwoners uit het hele land werd gevraagd zich te buigen over foto’s uit archieven, maar ook uit particuliere verzamelingen. In elke provincie werden 25 geselecteerd die naar de landelijke ronde gingen, waar een jury uiteindelijk 100 foto’s uitkozen. Met het initiatief is er een groot aantal nieuwe foto’s opgedoken: zeventig procent van de ingestuurde foto’s kende projectleider Erik Somers nog niet. Het viel Somers op dat het Nederlandse publiek vooral harde en confronterende foto’s inzond, meer nog dan bijvoorbeeld van de bevrijding. Het grote aantal deelnemers en het beschikbaar stellen van de grote hoeveelheid nieuw materiaal getuigd van één ding: Nederlanders voelen zich verbonden met het verleden!
‘Het is niet zo dat er een nieuw verhaal wordt verteld. Er komen andere accenten op de oorlogsgeschiedenis te liggen. Het NIOD laat ook zien hoe het dagelijkse leven in de oorlog doorging en toont de vreugdebeelden van de bevrijding’ Erik Somers
De twee historici Roy Rosenzweig en David Thelen concludeerde voor de eeuwenwisseling al dat Amerikanen zich thuis voelen in de geschiedenis. De historische belangstelling van het brede publiek noemden ze ‘popular history-making’; geschiedenis wordt door het publiek gemaakt, in plaats van door een historicus geschreven. Hiermee komen ze in de buurt van Raphael Samuel (zie blogpost ‘Het publiek voorop!’) die geschiedenis meer als activiteit dan als professie ziet. Geschiedenis is het werk is van duizend verschillende handen. ‘De Tweede Wereldoorlog in honderd foto’s’ is in feite de verwerkelijking van de ideeën van Samuels, Rosenzweig en Thelen. De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog gaat over wat er toentertijd gebeurd is, maar vooral ook hoe we het herinneren. Het gaat er om wat voor plek de Tweede Wereldoorlog in ons collectief geheugen heeft gekregen en hoe het onze identiteit heeft vormgegeven. Een cultuurhistoricus kan hier onderzoek naar doen, maar je kan natuurlijk ook gewoon het publiek vragen wat ze belangrijk vinden aan de Tweede Wereldoorlog. Maar waarom werd er dan zo massaal op gereageerd?
‘Nu de periode van oorlog en bezetting steeds verder van ons af komt te staan, zijn het vooral de beelden die het verleden zichtbaar en voorstelbaar maken' Website
Volgens Rosenzweig en Thelen hechten Amerikanen, die ze hebben ondervraagd voor hun onderzoek, de meeste waarde aan de ‘intimate past’. Ze voelden zich bewust verbonden met het verleden als dit als persoonlijk werd ervaren. Grote waarde werd er bijvoorbeeld gehecht aan familiegeschiedenis, fotoboeken en verhalen van grootouders en andere familieleden. Ook de scheidslijn tussen het persoonlijke en nationale verleden is snel vervaagd. Bij grote nationale evenementen zoals de Tweede Wereldoorlog of de moord op John F. Kennedy herinneren ze vooral wat voor invloed het op hun persoonlijke ontwikkeling of hun omgeving had. Ook bij ‘De Tweede Wereldoorlog in honderd foto’s’ is dit duidelijk terug te zien. Er wordt veel nadruk gelegd op persoonlijke herinneringen, de vertellingen van ooggetuigen maar ook de lokale geschiedenis. Door de foto’s te verdelen over de verschillende provincies wordt er rekening gehouden met lokale geschiedenis. Daardoor krijgen mensen het idee dat ze zelf bijdragen aan het collectief geheugen van Nederland omdat ze zelf een lokale foto kunnen kiezen. De massale opkomst van het project van NIOD toont aan dat mensen zich gehoord voelen, actief bezig zijn met hun eigen verleden en actief bij willen dragen aan een historisch narratief. Publiekshistorici mogen een voorbeeld nemen aan ‘De Tweede Wereldoorlog in honderd foto’s’!
Comments