Een vaste onafhankelijke commissie, aangesteld door de Raad van Cultuur, gaat ons cultureel erfgoed beschermen. De Commissie Collectie Nederland, onder leiding van voormalig CDA-voorman Sybrand Buma, gaat vaststellen hoe alle cultuurgoederen en cultuurverzamelingen actueel gehouden kunnen worden. Hierbij horen dus ook adviezen over welk particulier collecties beschermd dienen te worden door de overheid. De aanleiding van het aanstellen van de commissie was de ophef over de veiling van een tekening van Rubens door prinses Christina. Het is niet raar dat het kabinet wil voorkomen dat het nog eens word overvallen door een verkoop naar het buitenland van een specifiek object. Is het echter wel wenselijk dat een selecte commissie oordeelt over wat nou precies Nederlands beschermd erfgoed zou moeten zijn?
Het gaat hierbij niet over het aanjagen van nostalgische gevoelens of het behouden ‘om het behouden’. “Erfgoed vertelt het verhaal van wie we zijn; het verbindt generaties en biedt perspectief op de Nederlandse culturele geschiedenis”, schrijft de Raad. “Het helpt bij het begrijpen van het heden en hoe we ons verder ontwikkelen.” Hiermee wordt er een duidelijke visie op erfgoed geformuleerd, namelijk dat geschiedenis en erfgoed onlosmakelijk verbonden zijn met elkaar. En juist dit is volgens sommige historici één van de gevaren van erfgoed.
De Amerikaanse historicus en geograaf David Lowenthal wordt vaak gezien als de vader van erfgoedstudies. Hij bracht een constructivistische opvatting waarin erfgoed niet enkel een artefact is, maar afhankelijk is van de verbeelding van het verleden bepaald door de ‘zeitgeist’. In een kritische beschouwing uit 1996 schetst hij de sterk gegroeide belangstelling voor erfgoed. Volgens Lowenthal dient geschiedenis er voor om het verleden te ontdoen van mythes. Historici zien de historische waarheid als het hoogste goed. Erfgoed daarentegen construeert het verleden voor hedendaagse doeleinden waardoor het veel gevoeliger is voor gebruik en daarmee misbruik. Vooral politieke en commerciële doeleinden kunnen roet in het eten van de historicus gooien.
Ook voor de Commissie Collectie Nederland zou Lowenthal waarschijnlijk waarschuwen. Met een uitgesproken nationaal belang probeert de commissie het verhaal te vertellen van wie de Nederlanders zijn: ‘het verbindt generaties en biedt perspectief op de Nederlandse culturele geschiedenis’, aldus de commissie. Hiermee past de commissie in de Westerse politiek-culturele traditie van de afgelopen twee eeuwen waarin natiestaten een nationale geschiedenis bij elkaar sprokkelen. Voor overheden moet het verleden in dit systeem bevredigend zijn. Het idee moet heersen dat er verloren waarden of geloofsovertuigingen in het verleden te vinden zijn die huidige zorgen kunnen wegnemen. Met deze filosofie benadert de commissie Nederlandse erfgoed. Vanuit de, volgens de commissie, ‘Nederlandse’ waarden wordt er gezocht naar objecten en gebouwen die deze waarden het beste kunnen uitdragen. Het zou precies andersom moeten zijn! De verschillende verhalen in de Nederlandse geschiedenis, de verschillende perspectieven en de complexiteit zouden het uitgangspunt moeten zijn. Er moet gezocht worden naar een democratische manier waarop Nederlanders zelf mee kunnen bepalen over hun erfgoed. Er moet ‘shared historical authority’ ontstaan waarin erfgoed de cumulatie is van duizenden historische interpretaties. Hierin is het de taak van de historicus om divers en onafhankelijk historisch onderzoek te doen en de ‘Nederlander’ hiervan zo goed mogelijk op de hoogte te houden, zodat deze zelf kan bepalen wat erfgoed is en wat niet.
Commenti